Dag 09

Heilige Herrie Adventskalender dag 9

Bijbeltekst: Lucas 3: 1-14

Oproep tot omkeer 

7Er kwamen heel veel mensen naar Johannes om gedoopt te worden. Johannes zei tegen hen: ‘Stelletje slangen! Jullie denken dat je slim genoeg bent om te ontsnappen aan Gods straf.

Johannes komt nogal heftig uit de hoek in de tekst van vandaag. Hij noemt de mensen die gedoopt willen worden “een stelletje slangen”. Kennelijk twijfelt hij aan de goede bedoelingen van de dopelingen. Hij windt er geen doekjes om en geeft het volk “de wind van voren”. Hij roept ze op om zich te bekeren en hun leven te veranderen en waarschuwt dat het anders verkeerd met ze zal aflopen. Het is nogal wat….

Toen ik het boek “Liefde. Een onmogelijk verlangen?” van psychiater Dirk de Wachter, langs zag komen, vond ik wat ik zocht: In zijn boek citeert hij het refrein van Leonard Cohen’s “Heart With No Companion”.

And I sing this for the captain whose ship has not been built
For the mother in confusion, her cradle still unfilled
For the heart with no companion, for the soul without a king
For the prima ballerina who cannot dance to anything

(Vertaling)

Ik zing dit voor de kapitein die nog geen schip heeft
Voor de Moeder die in verwarring is omdat ze nog steeds geen kind heft
Voor het hart zonder een vriend en voor de ziel zonder koning
Voor de eerste balletdanseres die nergens op kan dansen

De tekst deed mij denken aan Hem die na Johannes komt: Jezus.
Natuurlijk, bekering is belangrijk en noodzakelijk om Jezus te kunnen volgen maar hij zegt: kom naar mij en ik zal je rust geven. Alsof hij zingt zoals Cohen voor de zwakken, de vermoeiden en voor hen die verdriet hebben.

Advent is leven in verwachting….geef niet op, het duurt niet lang meer, het wonder komt eraan! Blijf zingen tot het wonder komt! “Heart With No Companion” kun je zingen als een adventslied.

Schrijf Je Nu In En Ontvang Elke Dag Een Reminder

Invalid email address

Lucas 3: 1-14

Johannes doopt de mensen

 
12Toen Tiberius 15 jaar keizer van het Romeinse rijk was, sprak God tegen Johannes, de zoon van Zacharias. Johannes leefde in de woestijn. (Pontius Pilatus was in die tijd bestuurder van Judea, Herodes was koning over Galilea, zijn broer Filippus was koning over Iturea en het land Trachonitis, en Lysanias was koning over Abilene. Annas en Kajafas waren in die tijd hogepriester.) 3Daarna begon Johannes door de hele streek van de Jordaan te trekken. Hij zei tegen de mensen dat ze weer moesten gaan leven zoals God het wil, en dat ze zich moesten laten dopen. Want dan zou God hun kunnen vergeven dat ze ongehoorzaam aan Hem waren geweest. 4Zo staat het ook in het boek van de profeet Jesaja: ‘Iemand roept in de woestijn: Maak de weg van de Heer vrij! Maak zijn wegen recht! 5Elke kloof zal worden opgevuld. Elke berg en elke heuvel zal vlak gemaakt worden. Alle bochten zullen rechtgetrokken worden en alle slechte wegen zullen vlak gemaakt worden. 6En alle mensen zullen zien dat God de mensen redt.’
 
7Hij zei tegen de grote groepen mensen die naar hem toe kwamen om zich door hem te laten dopen: “Jullie zijn achterbaks en slecht! Wie heeft jullie wijsgemaakt dat jullie zo kunnen ontsnappen aan de straf van God voor jullie ongehoorzaamheid8Jullie moeten niet alleen zéggen dat jullie weer zullen gaan leven zoals God het wil, maar het ook dóen. Anders betekent jullie doop helemaal niets. En denk maar niet: ‘We stammen af van Abraham, dus het zit wel goed met ons.’ Want ik zeg jullie dat God zelfs deze stenen hier kan veranderen in kinderen van Abraham! 9De bijl ligt al klaar bij de bomen. Jullie zijn die bomen. Elke boom waar geen goede vruchten aan groeien, zal worden omgehakt en in het vuur worden gegooid.”
 
10Ze vroegen hem: “Wat moeten we dan doen?” 11Hij antwoordde: “Als je twee stel kleren hebt, moet je één stel geven aan iemand die geen kleren heeft. En als je eten in huis hebt, moet je dat delen met iemand die niets heeft.” 12Er kwamen ook belasting-ontvangers om zich te laten dopen. Ze vroegen hem: “Meester, wat moeten wíj doen?” 13Hij zei tegen hen: “Jullie mogen niet méér belasting vragen dan het bedrag dat de Romeinen hebben opgegeven.” 14En soldaten van het Romeinse leger vroegen: “En wat moeten wíj doen?” Tegen hen zei hij: “Jullie mogen niemand beroven en niemand dwingen om iets aan jullie te geven. Wees gewoon tevreden met wat je als soldaat verdient.”