Dag 11

Bijbeltekst: Jesaja 9:1-6

Licht bestaat niet zonder donker. Zonder licht geen donker, zonder donker geen licht. Jesaja spreekt over dat licht en donker. Het gaat over mensen die in het donker wonen en door een helder licht worden beschenen. Licht door een kind dat geboren wordt. Een kind dat zoveel te weeg brengt, een licht dat oneindige vrede, recht en gerechtigheid te weeg zal brengen.

Grote woorden, woorden van hoop. Maar hoe ziet dat licht er nu uit? Op z’n eigen manier is deze tijd misschien ook wel een duistere tijd, wonen nu ook mensen in het duister. Wat is dan dat licht waar Jesaja over spreekt, dat heldere licht. Wat is dat licht van Kerst? Wat is eigenlijk onze verwachting en hoop, deze advent, nu in onze tijd? En als er zo’n prachtig licht aan de eind van de tunnel is, hoe weet je het licht te herkennen? Hoe weet je of het Jezus’ licht is dat schijnt, of dat het een trein is die jouw tunnel in dendert. Een ontzettend mooi moment van het helderste mooiste licht, totdat het dichterbij komt…

De Bijbel spreekt van hoop, licht voor mensen in het duister. Maar niet elk licht is daadwerkelijk het licht van Jezus. Zelf denk ik misschien dat juist wel de sterkste lichten ons eerder verblinden dan bevrijden. Er is licht aan het eind van de tunnel, voor mensen in duisternis, licht dat flakkert als een kaarsje, licht dat verwarmd als een warm zomerbriesje.

There’s a light at the end of the tunnel!

Schrijf Je Nu In En Ontvang Elke Dag Een Reminder

Invalid email address

Jesaja 9:1-6

1Het volk dat in duisternis ronddoolt
ziet een schitterend licht.
Zij die in het donker wonen
worden door een helder licht beschenen.

2U hebt het volk weer groot gemaakt,
diepe vreugde gaf u het,
blijdschap als de vreugde bij de oogst,
zij jubelen als bij het verdelen van de buit.

3Het juk dat op hen drukte,
de stok op hun schouder, de zweep van de drijver,
u hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds.

4Iedere laars die dreunend stampte
en elke mantel waar bloed aan kleeft,
ze worden verbrand, een prooi van het vuur.

5Een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven;
de heerschappij rust op zijn schouders.
Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman,
Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.

6Groot is zijn heerschappij,
aan de vrede zal geen einde komen.
Davids troon en rijk zijn erop gebouwd,
ze staan vast, in recht en gerechtigheid,
van nu tot in eeuwigheid.
Daarvoor zal hij zich beijveren,
de HEER van de hemelse machten.