Dag 06

Bijbeltekst: Genesis 18: 1-15

” Is ook maar iets voor HEER onmogelijk?” 

De bejaarde Sara krijgt God op bezoek, en ze hoort hoe God belooft dat ze een zoon zal krijgen. Ze lacht. Ik denk dat het een schamper lachje is geweest van een vrouw die geconfronteerd wordt met haar verdriet. God ziet het en spreekt daarop de woorden uit, die prachtig op een tegeltje zouden staan: of er ook maar iets voor God onmogelijk is.

Het is nogal wat om te zeggen dat voor God niets onmogelijk is. Juist in de donkere dagen van december, of op die andere momenten wanneer je leven bikkelhard is en de duisternis je overvalt. God lijkt dan misschien wel verder weg dan ooit. Als een vage wind van The Cats die al jaren oud is en blijft klinken ondanks dat je hem minder hoort. Terwijl we weer toeleven in deze adventstijd naar dat eeuwenoude feest van licht, de Kerst, vraagt God onze hand om ons te laten zien dat het licht altijd ergens schijnt.

Misschien lukt het ons nooit om volledig te begrijpen, maar elke keer weer wil licht ons bij de hand nemen. Als een wind die eeuwig waait, dwars tegen opgeworpen barricades in waardoor op de onmogelijkste plekken Gods licht doordringt in de duisternis! Glimlachend neemt dat licht ons bij de hand, en laat het ons glimlachen. Want altijd zal Gods wind er zijn die ons een zetje in de goede richting geeft. Want Gods wind heeft altijd geblazen en zal blijven blazen.

Schrijf Je Nu In En Ontvang Elke Dag Een Reminder

Invalid email address

Genesis 18: 1-15

God belooft voor de derde keer aan Abraham dat hij een zoon zal krijgen

1Op een dag kwam de Heer naar Abraham toe bij de eikenbomen van Mamré. Abraham zat op dat moment bij de ingang van zijn tent. Het was op het heetst van de dag. 2Hij keek op en zag dat er drie mannen voor hem stonden. Hij stond op en liep naar hen toe. 3Hij boog diep en zei: “Wilt u alstublieft mijn gasten zijn? 4Laat mij water voor u halen, zodat u uw voeten kan wassen. En rust wat uit onder de boom hier. 5Ik zal u wat te eten brengen, zodat u een beetje opknapt voordat u verder reist. Want daarvoor bent u toch bij mij langsgekomen!” Ze zeiden: “Graag!”
 
6Abraham ging snel naar Sara in de tent en zei: “Ga vlug deeg maken en brood bakken!” 7Daarna liep Abraham naar de koeien en koos een gezond, vet kalf uit. Hij bracht het naar de knecht, die het snel voor hem ging slachten en klaarmaken. 8Toen het eten klaar was, zette hij het voor de mannen neer, met boter en melk. Hij bleef onder de boom staan terwijl zij aten.
 
9Toen vroegen ze hem: “Waar is je vrouw Sara?” Hij zei: “Daar, in de tent.” 10En Hij zei tegen hem: “Over een jaar kom Ik bij je terug. Dan zal je vrouw Sara een zoon hebben.” Sara luisterde bij de ingang van de tent, die achter Hem was. 11Abraham en Sara waren al heel erg oud. Sara was allang te oud om nog kinderen te kunnen krijgen. 12Daarom lachte Sara in zichzelf en dacht: “Alsof ik nog naar mijn man zou verlangen, nu we allebei al zo oud zijn!” 13Toen zei de Heer tegen Abraham: “Waarom lacht Sara daar? Waarom zegt ze: ‘Alsof ik nog een kind zou krijgen, terwijl ik al zo oud ben!’? 14Voor de Heer is niets te wonderlijk! Op de juiste tijd, over een jaar, zal Ik bij jullie terugkomen. Dan zal Sara een zoon hebben.” 15Toen loog Sara en zei: “Ik heb niet gelachen.” Want ze was bang. Maar de Heer zei: “Dat is niet waar. Je hebt wél gelachen.”