De herders
8Diezelfde nacht waren er buiten de stad herders in het veld. Ze hielden de wacht bij hun schapen. 9Plotseling stond er een engel van de Heer God bij hen. De stralende aanwezigheid van God was om hen heen. Ze schrokken hevig en waren bang. 10Maar de engel zei tegen hen: “Jullie hoeven niet bang te zijn. Want ik breng jullie goed nieuws. Dat goede nieuws is voor het hele volk: 11Vandaag is in de stad waar vroeger koning David geboren is, de Messias geboren. Hij is de Redder, de Heer. 12Dit is voor jullie het teken [ dat het waar is wat ik zeg ]: jullie zullen een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt.” 13Plotseling waren er bij de engel nog heel veel meer engelen. 14Ze prezen God en zeiden: “Prijs God in de hoogste hemel! Vrede op aarde voor de mensen waar God blij mee is!” 15Toen gingen de engelen naar de hemel terug.
De herders zeiden tegen elkaar: “Kom, we gaan naar Betlehem! We gaan kijken naar wat de Heer God ons heeft verteld!”16Ze gingen haastig op weg. En ze vonden Maria en Jozef, en het kind dat in de voerbak lag. 17Toen gingen ze aan iedereen vertellen wat de engel hun over dit kind had gezegd. 18Iedereen was erg verbaasd over hun verhaal. 19Maria onthield alles wat ze hadden verteld en dacht er over na in haar hart. 20De herders gingen terug [ naar hun schapen ] en prezen en dankten God voor alles wat ze gezien en gehoord hadden. Alles was zoals de engel tegen hen had gezegd.